Juni 1944 Deel 1

Zaterdag 08 juni 2019

Anneliese:
Jij had ooms en tantes van zowel jouw vader en moeder, woonden die in de buurt? Hadden jullie tijdens de oorlog gewoon contact?

Mam:
De Van der Heijdens woonden in de Scheisestraat, daar kwamen we regelmatig.

Moeder had één zus en twee broers. Tante Kee woonde in Nijmegen, samen met ome Hendrik en hun gezin. Ome Dorus, wij zeiden altijd Dorusoom, en tante Trui woonden ook in de Scheisestraat en Ome Tinus met tante Hanna, haar noemden we tante Had, woonden vooraan in Reek, achter de witte molen in Reek dicht aan de Rijksweg.

Over ome Martin en tante Had heb ik wel een oorlogsverhaal maar die is van het begin van de oorlog. Maar omdat jij vraagt naar de familie komt dat als eerste in me op.

Toen 10 mei de oorlog uitbrak konden wij daar niet lang stil bij staan. De koeien moesten naar buiten, de stal uitgemest, de vloeren geschrobd en de muren gewit.

Wij hadden alles net schoon toen de eerste evacués zich aanmelden. En dat waren niemand minder dan Ome Tinus en tante Had uit Reek met hun dochter Lieneke en haar gezin. Zij woonden zoals gezegd langs de Rijksweg en durfden daar niet langer te blijven. Telefoon hadden we niet, dus ze stonden opeens bij ons op de ‘misse’, dat was het gedeelte voor de boerderij. De dorsdeel werd extra schoon gemaakt want de evacués wilden allemaal bij elkaar blijven. Ze nestelden zich in het achterhuis, met bedden op een laagje vers stro op de grond.

Anneliese:
Dus er waren ineens veel meer monden te voeden?

Mam:
We hadden genoeg, anders de buren wel.

De eerste dagen van de oorlog kon je de melk en de eieren niet leveren, er was dus veel in overvloed. Ook de buren hadden te veel en die kwamen even aanlopen met van alles ‘in de slip’. Ja je lacht nu, maar dan hou je je schort, scholk, omhoog, in een punt, dan creëerde je zo een zak of tas, snap je?

Maar goed, als de buurvrouwen dan kwamen aangelopen, met die scholk zo omhoog gebonden waren wij, de kinderen, altijd al nieuwsgierig wat ze naar elkaar brachten. Iedereen in de buurt kwam bij elkaar. Niet dat we dik bevriend waren maar in tijd van ziekte en nood, of als er een nieuw kindje kwam, dan waren ze er.

Dus ook toen ome Tinus en tante Had met gezin bij ons aanklopten.

Ik zie nog Trien van Piet Maassen voor me, ja dat vond ik het allermooiste, met worst en spekpannenkoeken. Trien had er zoveel gebakken dat ze alles in de grote hengel-soepketel had gedaan. Dat waren fijne buren. Iedereen at van de worst en de pannenkoeken en de verhalen werden tijdens het eten steeds sterker.

En wat ik me van die avond nog goed herinner is dat we ’s avonds vanaf die dag een extra weesgegroetje moesten bidden. Al zes jaar bidden wij ’s avonds (op de knieën) voor vader, overleden in 1934, gebeden. Maar nu kwam er een extra bij door de oorlog, voor de familie, voor de buren, voor de soldaten. Dat die oorlog maar snel voorbij zou zijn.

Anneliese:
Maar mam, nu hebben we het niet gehad over juni 1944.

Mam:
Ik weet nog een mooi verhaal over Dorusoom. Hij werd ook wel Dorus van Joosten genoemd. Joost was de voornaam van mijn opa.

Hij deed veel clandestiene slachtingen.

Anneliese:
Zullen we dat dan in een volgend verhaal vertellen? 

Foto