Juni 1944 Deel 2

Zondag 30 juni 2019

Anneliese:
Mam, we hebben in ons vorige blog gesproken over ome Martin, maar je zei dat je ook nog een verhaal had over ome Dorus, de jongste broer van je moeder.

Mam:
Klopt, Dorusoom, of zoals hij in de volksmond ook wel werd genoemd, Dorus van Joosten. Joosten komt dan weer van zijn vader, mijn opa, die heette Joost met zijn voornaam, Joost de Kleijn. Kan je me nog volgen?

Nou, bij Dorusoom die in het ouderlijk huis aan de Scheisestraat woonde werd clandestien geslacht en vlees opgekocht. Tijdens de oorlog heeft hij menig pondje vlees stiekem vervoerd en verhandeld, onder andere naar Nijmegen waar zijn zus Kee en zwager Hendrik met hun gezin woonden.

Dorus vervoerde kolen, hout en aardappelen onder het toen bekende musterdhout.

Anneliese:
Musterdhout? Wat is dat nou? Daar heb ik nog nooit van gehoord.

Mam:
Dat was hakhout. Daar werden flinke bossen van gemaakt en dat noemden ze dan musterd. De bakkers waren de grootste afnemers, zij stookten daar de bakovens mee op.

Nou, en in dat hout verstopte hij, al vanaf het begin van de oorlog, menig pakje gekarnde boter en stukken vlees. Dat probeerde hij dan in Nijmegen aan de man of vrouw te brengen. Soms kreeg hij er geld voor maar soms ook iets heel anders wat hij in Schaijk en Reek dan weer wist te verhandelen.

Ach in die tijd gebeurde bijna alles clandestien, bonnen ruilen, gekarnde boter ruilen of verkopen, er werd overal gehandeld.

Dorusoom was daarop geen uitzondering, alleen ging hij vaak net een stapje verder, hij was een echte durfal.

In die tijd waren er ook regelmatig clandestiene noodslachtingen van o.a. geiten, varkens en soms een koe. De slachter deed zijn werk met groot gevaar. Lang mocht dat dier niet aan de leer (ladder) blijven hangen. Het werd dan gelijk uitgebeend en al die stukken moesten ze meteen verbergen. Dat waren altijd angstige momenten. Maar het allermoeilijkste was om dit verborgen te houden voor de kinderen want die mochten niet uit de school klappen. Dat was gevaarlijk.

Zo weet ik nog dat een man die bij ons achter op de Willibrordusweg woonde werd opgepakt. Hij smokkelde ook en werd nadat hij was verraden vastgezet. Toen die na een tijdje met een ongeschoren gezicht weer thuis kwam zette zijn dochtertje het op een huilen. Ze herkende de man met die baard niet meer terug als haar vader. Daar hebben we het nog lang over gehad.

Anneliese:
Mam? Je dwaalt af. Dorusoom?

Mam:
Oh ja. Hij had net zijn eigen koe geslacht. Hij had alles goed geregeld, alle deuren op slot gedaan en gezorgd dat de kleintjes hem niet voor de voeten zou lopen.

Maar één van zijn kiendjes was ziek en daarom kwam op diezelfde dag wijkverpleegster Zuster Keyenberg op huisbezoek. Voordat zij weer vertrok werd op de geut, de achterkeuken, zoals dat gewoon was, een mooi stuk vlees van de koe gesneden en in de tas van de zuster gestopt. Maar precies op dat moment werd er hard op de deur gebonsd.

Dorusoom schrok zich rot toen hij de deur opentrok en daar de Schaijkse politieman zag staan, met naast hem zijn grote herdershond. Hij dacht echt dat ie erbij was en opgepakt zou worden.

Maar zoals iedereen in Schaijk weet, was Zuster Keyenberg ontzettend bang van honden. Zij schreeuwde alles bij elkaar waarop de politieman gedwee zijn hond buiten aan een boom vastbond. Iedereen in het dorp, ook hij, had ontzag voor Zuster Keyenberg.

Groot was Dorus’ verbazing toen de politieman hem vriendelijk vroeg of hij een schaftkeet van de gemeente in het dorp met zijn paard en wagen wilde verplaatsen. Want naast dat hij vervoerder en handelaar was, werkte hij ook voor de gemeente. Hij deed regelmatig allerlei klussen voor hen.

Heel beleefd, en vooral opgelucht, zei Dorusoom tegen de politieman dat hij meteen zou komen helpen.  

Nou was het zo dat op diezelfde dag in de Scheisestraat, recht voor zijn deur, wegwerkers bezig waren de karrensporen te slechten, je weet wel, de weg een beetje gelijkmaken. Die zagen dan ook even later de politieman samen met Dorus vertrekken.

In korte tijd ging in héél Schaijk het verhaal rond van: ‘ze hebben Dorus van Joosten gevat’.

De kinderen van Dorusoom en tante Trui de Kleijn, vooral mijn nichtje Dineke, die later met een zoon van die bewuste politieman Akkermans trouwde, konden hier later heel smakelijk over vertellen.   

Anneliese:
Mooi verhaal mam. Maar vertel eens, was dat dezelfde Zuster Keyenberg die bij ons thuis bij mij inentingen kwam zetten? Dat herinner ik me nog als de dag van gisteren. Ik had een geel truitje aan en een groen plooirokje, korte witte sokjes en zwarte schoentjes met zo’n bandje met een gespje. Tjee, je haalt nu zelfs bij mij herinneringen van meer dan 55 jaar geleden naar boven mam!

En waar gaan we het in juli 1944 over hebben?

Mam:
Ik denk over onze grammofoon, die misten we heel erg. Want muziek maken, samen zingen en dansen was het mooiste wat er was. En ja, ook over Radio Oranje, onze buurman Driek Verkuilen luisterde daar toen stiekem naar… 

Foto